Een korte omschrijving van de geschiedenis van het merk Armstrong Siddeley
InleidingArmstrong Siddeley behoort tot de Britse automerken die, naast bijvoorbeeld Alvis, Bristol en Lanchester, onbekend zijn gebleven bij het grote publiek. Toch hebben ook deze merken een duidelijk stempel gedrukt op de Engelse en Europese automobielindustrie. Het waren auto’s met prestige en luxe en zij belichaamden zowel de traditionele als moderne ontwikkelingen van de 20 eeuw. Aan de ene kant zien we de typisch Engelse traditie van de “gentleman’s carriage” voortgezet worden, aan de andere kant werden soms revolutionaire, technische vernieuwingen toegepast. Dat alles onder de gezamenlijke noemer van absolute kwaliteit.
John Siddeley en de oorsprong van Armstrong Siddeley
John Siddeley (1866-1953) was de grondlegger van het merk dat deels zijn naam draagt. Hij begon met de productie van fietsen en banden (the Humber Cycle Companie en the Dunlop Tyre Company). In 1902 richtte hij de Siddeley Autocar Company op. Nog twee exemplaren van “Siddeley-cars” van toen hebben de tand des tijds doorstaan: één in particulier bezit (de “Green Goddess” genoemd) en één in bezit van de Armstrong Siddeley Motor Ltd (nu: Rolls- Royce Heritage Trust).
John Siddeley stapte over naar Wolseley en tussen 1905 en 1909 produceerde hij auto’s onder de naam “Wolseley-Siddeley”. Het waren indrukwekkende auto’s, die ondermeer door de koning van Engeland en de keizer van Ethiopië werden gekocht. Er volgde een overstap naar de Deasy Motor Company en tussen 1909 en 1919 liepen er auto’s met de naam “Siddeley-Deasy” van de band. Ook dat waren bijzonder imposante wagens met soms even imposante namen: zo reed onze koningin-moeder Emma in 1912 in een Siddely-Deasy Althorp Special Cabriolet.
De auto met vliegtuigkwaliteit: Armstrong Siddeley 1919-1960
Tijdens de eerste wereldoorlog was John Siddeley reeds betrokken bij het bouwen van vliegtuigmotoren. Hij ging zakelijke relaties aan met William Armstrong en op 1 november 1919 werd de Armstrong Siddeley Motors Ltd. opgericht, die zowel auto’s als vliegtuigmotoren zou gaan produceren. De auto’s werden aan de Parkside in Coventry gebouwd, de vliegtuigactiviteiten vonden plaats in Whitley Abbey. Maar de invloeden van de vliegtuigindustrie zouden zich echter in het autogebeuren aan de Parkside blijven manifesteren.
John Siddeley wierp zich in die eerste jaren vooral op de afzet van zijn automobielen. In de eerste helft van de jaren 20 liet die afzet een sterk stijgende lijn zien, maar de toeloop naar en de economische crisis van 1929 gooiden roet in het eten. De slogan “Buy British”, om de eigen economie te stimuleren, hielp niet echt. Het werd steeds duidelijker dat het bedrijf veel meer aan public relations moest doen. Kwaliteit alleen was niet meer voldoende.
Om het tij te keren, in 1932 beleefde Engeland het hoogtepunt van de crisis, werd de range van Armstrong Siddeley modellen uitgebreid met daarbovenop de presentatie van de meest bijzondere auto die de firma maken zou: de “Siddeley Special”. Vooral de introductie van een motorblok uit hiduminium (een soort aluminium legering, gebruikt bij vliegtuigmotoren) baarde opzien. Verder had de Siddeley Special alle luxe en comfort die men zich in die tijd maar wensen kon. En de prijs was scherp: de vergelijkbare Rolls-Royce Phantom II Continental was bijvoorbeeld twee keer zo duur.
Armstrong Siddeley Special
In 1936 ging John Siddeley met pensioen. Het bedrijf ging verder, maar ondanks een uitgebreide modellenreeks liep de verkoop terug en werd er zelfs verlies geleden. In een wereld van toenemende automatisering bleven te veel Engelse automobielbedrijven, waaronder Armstrong Siddeley, een te ambachtelijk gebouwd product leveren. Dat zou ook na de oorlog zo blijven. Nieuwe modellen als de Hurricane, de Typhoon en de Lancaster waren mooi, maar hadden een te vooroorlogs karakter. In de jaren vijftig tekende zich reeds de weg af naar het einde voor Armstrong Siddeley. De poging om met kleinere modellen te komen (de 234 en de 236) flopte. De Sapphire 346 was een mooie, maar voor zijn tijd te ouderwets uitziende auto. Ook het laatste model, de Star Sapphire, kon, ondanks technische vernieuwingen, dat beeld niet wegnemen. Intussen werd de vliegtuigafdeling steeds belangrijker en betrokken bij steeds meer geldverslindende projecten (de Hawker Hunter en de ontwikkeling van bijvoorbeeld de verticaal opstijgende straaljager de Harrier). Armstrong Siddeley werd niet meer in staat gesteld tot verder productie en op 31 juli 1960 opgeheven. Bristol Siddeley Engines Ltd. verzorgde voor de daaropvolgende tien jaar de onderdelen voor de Armstrong Siddeley auto’s. In 1968 kwam deze firma onder de hoede van Rolls-Royce Ltd, maar in 1971 werden de onderdelen aan de pas opgerichte Armstrong Siddeley Owners Club (ASOC) verkocht en kwam de inventaris van de Armstrong Siddeley fabriek onder beheer van de Rolls-Royce Heritage Trust. Geconcludeerd moet worden dat de auto’s van John Siddeley uiteindelijk door zijn vliegtuigen verzwolgen werden.'
Een toonbeeld van waardigheid: the “gentleman’s carriage”
Armstrong Siddeleys waren geen superlatieve auto’s. Daarom kwamen ze minder bij de absolute elite, maar meer bij mensen terecht die tot de hoogste lagen van de middenklasse behoorden. Het waren auto’s voor ambassadeurs, politici, directeuren, hoogleraren en artsen. Beroemde bezitters van een Armstrong Siddeley waren o.m. Neville Chaimberlain (premier van Engeland voor de oorlog), Sir Alan Cobham (luchtvaart pionier), Sir John Campbell (houder van vele wereld-uurrecords) en Ian Fleming (de schrijver van de James Bond thrillers). Er waren ook bezitters van Armstrong Siddeleys met blauw bloed: koning Edward de VII, de keizer van Ethiopië, koning George VI (die zelfs in een Armstrong Siddeley Pullman Limousine trouwde), Indiase maharadja’s en de koningshuizen van Denemarken, België, Joegoslavië, Perzië en Afghanistan. Het Nederlandse vorstenhuis had twee Armstrong Siddeleys (een Lancaster en een Hurricane).
De sfinx, van mascotte naar raceauto
De zo zacht lopende motoren van Armstrong Siddeley werden door een journalist ooit omschreven als “zo stil en ondoorgrondelijk als een sfinx”. Het is een mooi verhaal, maar al vanaf 1912 gebruikte de Siddeley-Deasy Company de rechtopzittende sfinx (naar aangepast Grieks model) op haar briefpapier en radiateurdop. Tussen 1919 en 1932 sierde deze sfinx eveneens de radiateurdoppen van Armstrong Siddeley. In 1932 werd overgegaan naar een liggende sfinx (naar Egyptisch model), mogelijk om te komen tot een meer gestroomlijnd uiterlijk. In 1945 werd de liggende sfinx gereduceerd tot een kop met een zeer gestileerde Egyptisch hoofdbedekking. In 1952 had de Sapphire 346 een sfinxkop geflankeerd door een soort vleugels, die in die tijd als vliegtuigstraalmotoren konden worden opgevat. Dit ontwerp werd echter niet gewaardeerd. Op de radiateurdop van de laatste auto van het merk, de Star Sapphire dus, werd weer terug gegrepen naar de liggende sfinx uit de jaren dertig.
De laatste sfinx van Armstrong Siddeley was geen mascotte, maar een raceauto. Het was Armstrong Siddeley’s eerste en enig geproduceerde racewagen, uitgebracht onder de naam “Sphinx”. De Sphinx racer had een standard JR chassis geleverd door de Allard Motor Company en was voorzien van een 6 cilinder Armstrong Siddeley motor. De speciale body was gebouwd voor Tommy Sopwith, die de auto en het merk promootte in de jaren vijftig tijdens de races op Goodwood, Silverstone en Ibsley. Later is the Sphinx voorzien van een Jaguar motor en werd er succesvol mee geraced door Brian Croot, todat de auto in de jaren 90 werd verkocht. De auto is vermoedelijk nu in Frankrijk.
Armstrong Siddeley met een Hollands accent
De geschiedenis van Armstrong Siddeley is een bij uitstek Engels verhaal. Toch zijn er ook enkele Nederlandse wetenswaardigheden te vermelden. Zo bouwde het Haagse carrosseriebedrijf Pennock tussen 1950 en 1951 op 26 onderstellen van de 18pk Armstrong Siddeley een cabriolet model. De prijs van deze auto’s lag op ruim dertienduizend gulden; tweeduizend gulden duurder dan een fabrieksmatige Armstrong Siddeley. Een exemplaar vond zijn weg naar het Belgische koningshuis.
In Nederland waren slechts een handjevol Armstrong Siddeleys op de weg. Maar de barones van Twickel reed in 1954 in een Sapphire 346 rond. En uit de mond van haar laatste chauffeur werden een aantal bijzondere verhalen van zijn bazin en haar mooie wagen opgetekend.
Nawoord
Het automerk Armstrong Siddeley dreigde in vergetelheid te raken. De prijzen voor tweede hands exemplaren geraakten op een diepte punt en veel wagens werden gesloopt om hun onderdelen op auto’s van meer courante merken (Rolls-Royce en Bentley) over te zetten. Langzaam kwam er toch aandacht en liefde voor de auto’s van John Siddeley. Er ontstonden Armstrong Siddeley clubs, in 1960 de Australische, in 1965 de Engelse en in 1982 de Nederlandse. Een aantal boeken werden over het merk gepubliceerd.
In 1995 werd van een Star Sapphire een röntgenfoto op ware grootte (2x5 meter) gemaakt. Deze foto was te zien op de eerste museale tentoonstelling die ooit van het merk werd gehouden. Vreemd genoeg niet in Engeland, maar in Nederland en wel in het Museon te Den Haag. Dertien historische auto’s (van 1904-1960) van John Siddeley konden tussen november 1995 en februari 1996 daar worden bewonderd.
Het boek “The Silence of the Spinx” begeleidde deze tentoonstelling. Het was in die tijd het eerste boek, dat de gehele geschiedenis van het merk, zowel van voor als na de oorlog, in een band behandelde. Het boek was drie maanden na de tentoonstelling uitverkocht.